De opbrengst van een cultuurplant wordt bepaald door verschillende componenten. Bij een tarweplant b.v. wordt zij o.a. bepaald door het aantal aren, het aantal zaden per aar en het gewicht dezer zaden.
De o. stelt zich ten doel een inzicht te krijgen in de factoren, welke de opbrengst bepalen. Bij de morphologische o. tracht men door tellen, meten of wegen dit inzicht te verwerven. Bij de physiol. o. bestudeert men de physiol. processen, welke de opbrengst bepalen. Bij de genetische o. tracht men na te gaan, welke genen aan de opbrengst ten grondslag liggen. Bij oogstanalytische onderzoekingen vergelijkt men meestal verschillende rassen of een ras onder verschillende omstandigheden om te trachten de opbrengstverschillen te verklaren. O. noemt men ook wei oogstanalyse. In de tuinb. spreekt men liever van gebruikswaarde-analyse, omdat hier allerlei kwalitatieve eigenschappen van het product in de regel van meer belang zijn, dan de grootte van de oogst.