Iedere verandering, die de genetische of landbouwkundige waarde van een ras blijvend verlaagt. Het o. kan uit verschillende oorzaken voortvloeien.
Het kan een gevolg zijn van het feit, dat vele rassen hun oorsprong vinden in kruisingspopulaties. Een jong ras van een zelfbevruchter is dientengevolge dikwijls niet volkomen homozygoot en zal derhalve in volgende generaties splitsing vertonen. Verder kan spontane kruising met andere rassen of selecties de oorzaak zijn van o., evenals mutatie, het optreden van vermenging of het aangetast worden door besmettelijke ziekten (b.v. stuifbrand bij granen en virusziekten bij aardappelen, z. Degeneratie).O. kan op de volgende wijzen worden tegengegaan: door een ras bij het instandhouden steeds op te bouwen uit typische moederplanten, door geregeld opzuiveren (d.w.z. het verwijderen van alle afwijkende planten, zo mogelijk vóór de bloei), door het voorkomen van vermenging, door het toepassen van ziektebestrijdingsmaatregelen.