Ruimte op het erf, waar de mest wordt opgestapeld. Is deze ruimte door een muur omgeven en voorzien van een waterdichte vloer, dan spreekt men van een mestvaalt.
De ligging van de m. is zeer verschillend i.v.m. de ligging en de inrichting van de stallen. Zo is de ligging in de N. streken achter de boerderij, terwijl deze in het Z.W. naast de boerderij langs de stallen ligt. Hier is de mestvaalt omheind en dient soms tevens als loopruimte voor jonge paarden, kalveren en varkens. In Z.Limb. ligt de m. op de binnenplaats. In Geld. heeft men wel mestschuren, waarin de mest uit de verschillende stallen wordt ondergebracht. Men laat dit door jongvee aantrappen.
Wordt geen waterdichte vloer onder de mestplaat aangebracht, dan zakt een belangrijk gedeelte van de gier, die zich nog in de mest bevindt in de grond. Vaak wordt de afdekking van de gierkelder als mestplaat gebruikt en vergroot door er een plaat naast te leggen, waaromheen een opstaande rand. Men kan dan de gier uit de mest in de kelder laten afvloeien. De grootte van de mestvaalt houdt verband met de hoogte van optassing van de mest en de hoeveelheid stro, die men er in verwerkt. Gewoonlijk rekent men voor een volwassen koe 5 m2, voor een paard 4 m2, voor een varken 1,3 m2.