Tussen de hygrophyten, op zeer vochtige standplaats, en de Xerophyten, die aan droge standplaats zijn aangepast, nemen de m. een middenplaats in. Zij hebben een bodem en lucht van gemiddelde vochtigheid nodig en zijn dus niet aangepast aan extreme levensvoorwaarden.
Dientengevolge zijn ze zowel in morphologisch als in anatomisch opzicht minder scherp gekenmerkt. Een zeer grote verscheidenheid van kruidachtige en houtige gewassen, van de arctische streken tot de tropen, behoren er dan ook toe. De bladverliezende bomen, die in de winter als Xerophyten te beschouwen zijn, vormen een aparte groep van m. Het zijn z.g. tropophyten, d.w.z. omkeerplanten.