Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Medicago

betekenis & definitie

rupsklaver. Plantengesl. van de fam. der Papilionaceae, waarvan de lucerne of alfalfa de voornaamste vertegenwoordiger is.

Vanuit het oorsprongsgebied W.Az. en Turkestan (Medië en Perzië) kwam de lucerne tijdens de Grieks-Perzische oorlogen in Griekenl. (Griekse naam Medike). De Romeinen en later de Arabieren verspreidden haar langs de kusten der Middell. -Zee, Spanje, Italië en Z.Duitsl., terwijl zij met de Spanjaarden later in Am. kwam.De M.-soorten zijn overwegend overblijvende planten, meestal met lange (tot 20 jaar) levensduur. Zij bezitten een diepgaande krachtige penwortel, zijn dientengevolge behoorlijk droogteresistent en geven de voorkeur aan continentaal klimaat met veel zon; in een vochtig koel klimaat hebben zij gauw last van vergrassen.

Meestal onderscheidt men van de lucerne een 3-tal botanische soorten: De M.sativa L., de gewone, blauwviolet bloeiende lucerne, is een zeer productieve, bladrijke plant met hoogopgaande stengel, en diepgaande wortel. Deze minder wintervaste soort komt in het gebied ten Z. van de Kaspische zee en in Kl.Az. in het wild voor en is overigens de meest verbreide gecultiveerde lucerne. De z.g. Turkestan-groep van de M.sativa omvat vormen, die korter en breder groeien en iets meer behaard zijn. De M.falcala L., sikkellucerne, bloeit licht geel, de peul is sikkelvormig en springt open, de stengels zijn korter en meer liggend, terwijl de gehele plant een plattere habitus heeft. De sikkellucerne is minder productief, maar zeer vorstresistent. Zij vindt haar natuurlijke verbreiding in meer Noordelijke streken: Midden Az., Z.Siberië tot aan het Baikalmeer, China; ze komt op droge zandgronden ook in Ned. voor, wordt echter niet geteeld.

Waarschijnlijk door bastaardering van de beide voorgaande soorten ontstond de M. media PERS., die thans M. varia MARTIJN heet, de bastaardlucerne. Deze bloeit bont (in alle nuanceringen van rood tot wit en geel), stelt geringere eisen aan de grond dan de gewone lucerne, bezit een grotere vorstresistentie, is eveneens zeer productief maar grover van stengel en minder bladrijk. Een gewas bastaardlucerne vertoont meestal een grote vormenrijkdom en dat niet alleen in bloemkleur, maar ook in bladrijkheid, fijnheid van stengel, stevigheid van stengel, vroeg- en laatrijpheid enz. Hierdoor past zij zich gemakkelijk aan bodem- en klimaatomstandigheden aan en door haar verkreeg de lucerne dan ook haar grote verbreiding. Hier en daar in het wild, vooral langs wegen en dijken, kan men de eenjarige M.arabica ALL., een geelbloeiende soort aantreffen, waarvan de blaadjes meest purper gevlekt zijn (gevlekte rupsklaver). De vrij sterk behaarde, goudgeel bloeiende M. minima GRUFB., de kleine rupsklaver, is eveneens vrij zeldzaam. Tot de M. behoort ook de M.lupulina L., de hopperupsklaver.

< >