Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Continentaal klimaat

betekenis & definitie

Het continentale, z.g. D-klimaat van KÖPPEN, onderscheidt zich van het maritieme klimaat door betrekkelijk warme zomers en koude winters en door grote verschillen tussen dag en nacht.

De warmste maand heeft bij deze opvatting van het begrip c. k. een temp. boven 10o C, de koudste blijft beneden -3°C. Maar men treft ook in warmere streken klimaten aan, die een continentaal karakter dragen. Het land wordt sneller verwarmd en afgekoeld dan de zee; voor eenzelfde volume gesteente is nl. minder warmte nodig voor 1° temperatuursverandering dan voor water, maar vooral wordt door de grotere bewegelijkheid de warmte in het water over een dikkere laag verdeeld. Doordat de vochtige zeelucht weinig tot de grote landmassa’s doordringt, is de neerslag er gering. Behalve door de grote afstand tot de zee kan het landklimaat ook ontstaan door het overheersen van aflandige winden of door hoge bergketens, die de zeelucht verhinderen door te dringen. Onder de keerkringen doet de Oostelijke passaatwind het landklimaat verder naar de Mest- dan naar de Oostkusten doordringen, zoals in de Sahara en de Australische woestijn.

Op hoogvlakten begunstigt de sterke in- en uitstraling tengevolge van de ijlere lucht de ontwikkeling van het landklimaat. Het trop. c. k. mist de tegenstelling tussen zomer en winter; in verband met de grote dagelijkse schommeling van de temp.

wordt de nacht wel cens de winter der tropen genoemd. In de kom van het ldjen-hoogland in O. Java bedraagt de dagelijkse schommeling van de temp. in de droge maand Sept. gemiddeld 14,1o C (z. Vastelandsklimaat).

< >