Mes van een maaimachine, waarmee gras, graan e.d. wordt afgesneden. Een m. bestaat uit een platte ijzeren staaf, de mesrug, waarop naast elkaar trapeziumvormige mesjes zijn geklonken.
Deze glijden langs de snijvlakken van de vingers van de vingerbalk. De zijkanten (snijvlakken) van de vingerplaatjes en de mesjes zijn scherp, zodat bij de heen en weer gaande beweging van de mesjes over de vingerplaatjes het gewastussen beide scherpe snijkanten wordt afgeknipt. Van de trapezium vormige mesjes zijn de sneden gehard, waardoor deze lang scherp blijven. Sommige typen mesjes zijn aan de onderkant van ondiepe inkervingen voorzien, waardoor de snede iets gezaagd is en daardoor lang scherp blijft. Aan het uiteinde van de mesrug zit een kogelvormige meskop, waaromheen de drijfstang met twee klemlepels wordt bevestigd. Deze drijfstang zit met zijn andere einde vast aan een krukpen van een krukschijf, die d.m.v. een tandwieloverbrenging wordt aangedreven door de loopwielen van de maaimachine of door een hulpmotor. Om de mesjes van het m. op de vingerplaatjes te drukken, zijn er korte geleidestukken aangebracht, de z.g. mesdrukkers, die voorkomen, dat er te veel speling optreedt. Zij zijn op de bovenkant van de vingerbalk bevestigd en hebben veelal een licht gebogen vorm.
