is de naam voor het gesteente, dat door de grote hitte van het magma in vloeibare toestand uit de krater van een vulkaan of uit een spleet van de aarde, samenhangend over het aardoppervlak stroomt of heeft gestroomd. Bij het aan de oppervlakte treden heeft l. een temp. van ca 1000- °1100C.
Door de aanraking met het aardoppervlak koelt vloeibare l. af en stolt. Grote verschillen treden op in de graad van vloeibaarheid van de l., wat afhankelijk is van het gehalte aan SiO2, de temp. en de gasrijkdom. de weinig Si02 bevattende l. zijn het vloeibaarst. Indien l. zeer vloeibaar is, kan de l. zich als een dek over het landschap uitbreiden. Bij de stolling van deze afzettingen ontstaan touwvormige massas (touw-h). De minder vloeibare l. wordt, vooral wanneer hij sterk gashoudend is, bij de voortbeweging in brokken gescheurd (blok-1.). Zeer Si02-rijke en gasarme l. kan zo taai zijn, dat de l. reeds in de vulkaan tot een prop stolt.Is l. volkomen glazig, dan spreekt men van obsidiaan. Meestal bevat het uitvloeiende magma reeds m.o.m. kristallen, er in zwevende als krenten en rozijnen in nog taai vloeiende puddingpap. Compacte, glazige l. verweert langzaam; ze is voor water niet toegankelijk. Poreuze l. met een broodstructuur verweert gemakkelijk en snel en levert soms zeer rijke bodemsoorten op.