lavendel. Tot de fam. der Labiatae behorend, aromatisch, laag, groenblijvend heestertje met lijnvormige, grijsgroene bladeren en lila bloemen in korte schijnaren, uit het Middellandse Zeegeb. de var.
Munstead vani. officinalis CHAIX (syn.L.spica L.) is de meest als sierplant in tuinen voorkomende vorm, met gedrongen groei en rijkbloeiend.
Van L. vera D.C. hebben de bloemen Flores L. - en de vluchtige olie hieruit, grote betekenis in de cosmetische industrie. Tevens gebruikt in de geneeskunde. Vooral gekweekt in Frankr., Spanje en Italië.
Cultuur: Zaaien op warm gelegen, goede gronden in Mei, 80 g are, rijen op 30 cm, resp. stek onder platglas met een hieltje vóór de bloei. Volgende jaar op wachtbed op 30 x 30 cm, diep planten. In herfst uitplanten op 45 x 45 cm. In herfst d.a.v. op 90 x 45 cm. Voor overwinteren grond goed ontwateren. Oogst met bloemsteel voor destillatie.
Voor Flores na drogen de stek uitzeven. Opbrengst 40-60 kg/ are; indrogen 1 op 3.
De olie van L.spica is minder fijn. Geroemd is de Seal lavendel welke op beperkte schaal in Eng. wordt gekweekt.