fam. Leguminosae. Éénjarige zaaibloemen of vaste planten.
Van de eerste groep het meest gekweekt L. odoratus L., in de vormen Spencer (zomer-L: voor buitencultuur, vaak langs gaas of rijshout geleid en Spencer praecox (winter-1.) voor kascultuur, waar de rankende bladeren steun vinden aan gespannen touwen. De laatste worden in Nov. of Dec. gezaaid in kistjes; uitgeplant in rijen in de kas valt de bloei van Febr. Juni. Op dezelfde grond mag slechts eenmaal L. geteeld worden ( bodemmoeheid). Het zaad van de zeer vele var. in wit, crème, geel, rosé, rood, oranje, blauw en violet, wordt meest geteeld in Californië.Deze L. wordt in de omgeving van Brussel veel gekweekt als snijbloem, zelfs geforceerd. Sedert tientallen jaren hebben de L.-kwekers en -liefhebbers hun vereniging: de Lathyrus vrienden. Zij organiseren jaarlijks de Nationale tentoonstelling van reukerwten in de kruidtuin te Brussel.
L. latifolius L. met meer, doch kleinere bloemen (rosé of wit) is een vaste plant, evenals L. vermis BERNH. (tot 30 cm) met licht purperen bloemen. Onkruiden op bouwland zijn o.m.: naakte l. (L. apkaca L.), veld-l. (L.pratensis L.) en aardaker (L. tuberosus L.). In grasland komen als kruid voor: gras-l. (L. nissolia L.) en veldlathyrus.