Agropyron, is een aargras, gekenmerkt, doordat de bloempakjes met de brede kant naar de bloeias zijn gekeerd, alle bladeren vlak zijn en door het bezit van lange, onderaardse uitlopers. Tiet heeft landbouwkundig een slechte naam.
In de eerste plaats is het als akkeronkruid terecht gevreesd, doordat het de periodieke grondbewerking door zijn diepliggende uitlopers gemakkelijk overleeft en vooral in vaste grond moeilijk te bestrijden is. Als graslandplant is ze eveneens bestand tegen extreme omstandigheden als vorst, droogte, overstroming en ziltheid. De soort wordt ah graslandbestanddeel matig gewaardeerd, hoewel ze op vele weilanden behoorlijk genietbaar is. I.h.a. prefereert k. een behoorlijke vruchtbaarheids toestand; vooral stelt ze een ruime kalktoestand op prijs. Vegetatief is ze te kennen aan het zeer korte, bleke tongetje en de lange, smalle, de bladschede vaak omvattende oortjes. Hoofdbloeitijd: midden Juni.