(volksk.) De k. is een trekvogel, die tot de hoenderachtigen behoort. In Gron. zegt men: zoveel malen als de k. slaat in het rijpende koren, zoveel gulden zal een mud rogge doen; in Geld. en Limb.: zoveel schepel rogge zal iedere vim leveren.
In N.Brabant:Zo dikwijls als de kwakkel slaat,
Zoveel guldens is de boekerd waard.