Onder t. verstaat men vogels, die zich in de herfst van de broedplaatsen naar de overwinteringsgebieden en in het voorjaar in omgekeerde richting verplaatsen. Soms is de afstand tussen beide gebieden betrekkelijk gering (b.v. bij spreeuwen enige honderden km), maar vaak is de afstand ook vele duizenden km, b.v. bij ooievaars en zwaluwen.
Vb. van schadelijke t. zijn: spreeuwen, rocken, kauwen en houtduiven. Door het trekken wordt het voorkomen van vogelschade door t. uitermate bemoeilijkt.