Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Knopvariatie

betekenis & definitie

is het aan een plant optreden van een gedeelte(n) met erfelijk afwijkende eigenschappen). de rijkdom van verschijnselen van k. is zó groot, de oorzaken en verklaringen zijn zó uiteenlopend en er is nog zóveel onverklaard, dat een scherpe indeling nauwelijks te geven valt.

Van iedere plant met één of meer k. kan men zeggen, dat ze chimaerestrucluur bezit. Omgekeerd doet vooral periklinaal-chimaerestructuur vaak k. optreden. De k. bij planten zijn van veel groter praktische betekenis dan bij dieren; ten dele omdat

bij planten de zichtbare afwijkingen talrijker zijn, maar vooral, omdat bij planten de afwijkingen vaak d.m.v. stekken geïsoleerd en daarna langs geslachtelijke of ongeslachtelijke weg vermeerderd kunnen worden.

1. Gen k. zijn de verschijnselen die normaal erfelijk vastgelegd zijn, zoals b.v. mendelende bontheid of witrandigheid van bladeren, of de bloeitakken van de klimop, die na stekken de rechtopstaande arborea-vorm geven.
2. Somatische mutatie geeft een k. (knoprnutatie), wanneer de mutatie in het phaenotype van de betrokken cel en van het daaruit ontstaande plantendeel duidelijk tot uiting komt, b.v. een dominante mutatie in een epidermiscel. De meeste op mutatie berustende k. treden op aan heterozygote planten (Aa), en wel door verdwijnen van het ene aanwezige dominante gen (A), hetzij door mutatie tot rcessieve gen a (- genmutatie), hetzij door wegvallen van het hele A-chromosoom (= chromosoommutatie). Er zijn verder gevallen van k. bekend, die op chromosoomverdubbeling berusten (= genoommutatie). Ten slotte kunnen ook zich in het cytoplasma afspelende veranderingen (plastidenmutaties, plasmamutaties) aanleiding geven tot het optreden van k.
3. Somatische of vegetatieve splitsing kan i.h.a. slechts plaatsvinden in een heterozygoot individu, b.v. Aa. Normaal gaat bij de kern- en celdeling van ieder chromosoom een overlangse helft naar elke cel, waardoor een Aa cel steeds twee nieuwe Aa cellen geeft. Door een abnormaal gedrag van de chromosomen gebeurt het echter soms, dat de ene cel beide A genen (chromosomen) krijgt en de andere de beide a genen. Er ontstaan dan dus een AA en een aa cel, en deze laatste cel kan een recessieve k. doen ontstaan, b.v. een anders gekleurde opperhuid. Vooral bij gewassen als vruchtbomen en aardappel spelen k. van de typen 2 en 3 een grote rol, eensdeels als gevolg van hun sterke heterozygotie en anderdeels op grond van hun vegetatieve vermeerdering.
R.PRAKKEN.