noemt men in de bosbedrijfsregeling een boom of een opstand, wanneer hij een zodanig stadium van ontwikkeling heeft bereikt, dat hij geoogst kan worden, omdat het verder laten doorgroeien geen voordeel meer oplevert. De kapbaarheid van de enkele boom wordt beoordeeld naar zijn afmetingen en eventueel zijn gezondheidstoestand.
Voor de kapbaarheid van opstanden kunnen verschillende maatstaven gelden: 1. de gemiddelde afmetingen van de bomen ( technische omloop);
2. het bereiken van de hoogste grondrente (financiële omloop) ;
3. het bereiken van de hoogste bosrente (waarde-omloop). Ook onvolkomenheid van de opstand kan aanleiding zijn hem onder de k. te rangschikken.