Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Juniperus

betekenis & definitie

fam. Cupressaceae, jeneverbes.

Schubconiferen met vlezige kegels. Inlands en vrij veel in cultuur is J. communis L., die alleen als struik groeit, zowel op arme, droge, als op moerassige gronden en waarvan de kegelbessen worden gebruikt bij de fabricatie van jenever. Talloze vormen worden gekweekt o.m. J. communis stricta CARR. ( J.c.hibernica LODD.), zuilvormig groeiend. Andere bekende soorten zijn J.virgineana L., de rode ceder uit N.Am. met vrij kleine en J.sinensis L. uit O. Az. met vrij grote kegelbessen; beide vindt men in talloze vormen, afwijkend zowel in groeiwijze als in kleur. De rode ceder vormt een boom en heeft zowel naald- als schubvormige bladeren. Het hout is rood en wordt gebruikt bij het vervaardigen van potloden, sigarenkistjes en eventueel voor telegraafpalen en dwarsliggers. Als rotsheesters worden behalve var. van bovengenoemde soorten aangeplant J.sabina L., de sevenboom uit Eur. en N.Az., die zeer onaangenaam riekt; J. horizontale MOENCH uit N.Am., die plat op de grond ligt en J.squamata BUCH.-HAM. meyeri REIID. die een opvallend blauwwitte kleur bezit.In Congo zijn J. en Podacarpus het enige naaldhout. J.procera HOCHST. komt alleen nog in Katanga voor.

< >