Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Horens

betekenis & definitie

zijn blijvende, door hoorn omgeven uitstulpingen van het schedeldak. Dit in tegenstelling tot de wisselende uitstulpingen, zoals die bij herten voorkomen en die gewei worden genoemd.

Met uitzondering van sommige heideschapen zijn de hier voorkomende schapenrassen alle horenloos. Bij geiten zijn de Toggenburgers gehorend, de Saanengeit is horenloos.

Al onze runderrassen dragen h., sommige buitenlandse rassen zijn echter horenloos (Aberdeen Angus, Red Poll e.a. ). Deze aangeboren horenloosheid blijkt bij kruising met gehorende rassen dominant te zijn. Het is mogelijk de horengroei te voorkomen door jonge kalveren op de plaats, waar de h. zich zullen ontwikkelen, te branden of met een scherpe vloeistof te behandelen. Dit onthoornen vindt nogal eens toepassing, als men van plan is de dieren later in een loopstal te houden.