behoren tot de groep van de landrassen. Zij worden gehouden op de zandgronden en vooral op de heiden van Denem., België, Frankr., Duitsl. en Nederland.
Hiertoe werden in Ned. gerekend het Drentse, het Kempense, en het Veluwse h. De h. worden voorn, gehouden voor de wol en de mest. Hun betekenis is sterk achteruitgegaan door de ontginning van de heidevelden.