is een behandeling van de grond (de bouwvoor) met het doel de voor de cultuur schadelijke schimmels, bacteriën, insecten, aaltjes en in enkele gevallen ook grond viren te doden of zodanig te beïnvloeden, dat de betreffende cultuur er geen schadelijke invloed van ondervindt.
G. geschiedt in de praktijk door grond te verhitten (o.a. door het in de grond brengen van stoom) of m.b.v. chem. ontsmettingsmiddelen. Met stoom wordt de grond verhit tot 50 à 90°C, afhankelijk van de parasiet die men bestrijden wil; bij 50-60oC wordt Verticillium dahliae (slaapziekte; en kurkwortel (virusziekte) bij tomaat bestreden. Ook ritnaalden en andere insecten worden gedood. De bestrijding van verwelkingsziekte bij anjers geschiedt echter door stomen van de grond op 80oC.
Voor g. zijn de volgende chem. middelen op het ogenblik van betekenis: DD, chloorpicrine: dibroomethaan of acthyleendibromide, formaline en zwavelkoolstof. De genoemde, chem. ontsmettingsmiddelen hebben een minder universele werking dan het stomen. Door hoge temp. doodt men schimmels, aaltjes, insecten en een aantal viren. DD doodt in de gebruikelijke doses hematoden en bodeminsecten, echter geen schimmels.
Met formaline en chloorpicrine worden vele aaltjes gedood; ook kan men o.a. Fusarium en Verticillium ermee bestrijden, andere schimmels zoals Sclerotinia niet. Laatstgenoemde middelen hebben legen een aantal in de grond overblijvende viren onvoldoende effect: wel zijn ze echter werkzaam tegen kurkwortel op tomaat.
De middelen worden op verschillende manieren toegepast. Formaline wordt in verdunde vorm over de grond uitgegoten. De andere fungiciden en nematociden worden d.m.v. motor- of handinjectoren in de grond gebracht. De insecticiden worden meestal in poedervorm over de grond gestrooid en er daarna oppervlakkig doorgewerkt.