1. Ruimte waarin producten worden bewaard, in het bijzonder fruit, doch ook eieren of groenten. de lucht wordt hierin vervangen door een gasmengsel met een van de lucht afwijkend gehalte aan zuurstof en koolzuur.
De cel zelf dient gasdicht te zijn en wordt hiertoe bekleed met zink, gegalvaniseerd ijzer of een bitumenpraeparaat.
2. Een uit elkaar neembare cel (hok), waarin dieren zo geplaatst kunnen worden, dat de kop zich aan de buitenkant bevindt. In de cel wordt dan een gas gebracht, veelal SO2, ter bestrijding van schurft. De kop dient dan naderhand behandeld te worden. G. zijn vrij duur en worden veelal coöp. aangeschaft door een veefonds, zuivelfabriek e.d.
3. Een luchtdicht af te sluiten ruimte, waarin goederen d.m.v. bestrijdingsmiddelen in gasvorm z. Gassing, kunnen worden ontsmet. Zeer grote g. noemt men gaskamers. Een mogelijkheid om het gebruikte gas na afloop van een gassing snel en volledig te verwijderen is een eerste vereiste. Men kent naast g., waarin het gas onder overdruk wordt gebracht, ook g. waarin bij normale luchtdruk (atmosferische druk) wordt gegast en vacuumgascellen, waarin het gas wordt gebracht nadat eerst de lucht voor een groot deel is weggepompt. Het gas dringt dan sneller en dieper door dan bij atmosferische druk het geval is. Men kan daarna al of niet weer lucht toelaten. Indien men lucht toelaat, dringt deze als het ware het gas dieper in de te gassen goederen binnen. Ontgassing heeft na vacuum gassing plaats door afwisselend lucht toe te laten en weer weg te pompen (doorspoelen met lucht).