is een vorm van copulatie, waarbij men in de schuine snede van entrijs en onderstam zo een inkeping maakt, dat de wonden in elkaar passen. Deze methode is van belang indien de planten een groot mergkanaal bezitten zoals b.v. de druif.
Men ent de druif zowel op vaststaande onderstammen als op z.g. doodstek. de geënte stekken worden in verwarmde en vochtig gehouden ruimten gebracht om het aangroeien te bevorderen. Zijn de enten gecald (z. Gallen) dan worden ze in koude bakken uitgeplant.