Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Onderstam

betekenis & definitie

Reeds in overoude tijden verkreeg men het inzicht, dat het voor de cultuur van verschillende gewassen voordeel kon opleveren, als men in plaats van gezaaide planten gebruik ging maken van planten, die langs vegetatieve weg werden voortgeplant. de oudste vorm van vegetatieve voortplanting zal wel het afleggen zijn geweest, omdat er in de natuur verschillende vb. zijn, dat loten, die met de aarde in aanraking komen, aanwortelen.

Daarna zal men tot het inzicht zijn gekomen, dat men planten ook kan stekken. Het is verder logisch om aan te nemen, dat toen men planten ging stekken, men ondervond, dat het aanwortelen van gewassen niet steeds even gemakkelijk ging, en men toen op het denkbeeld is gekomen om planten op elkaar te enten, zodat de moeilijk te bewortelen plant kon profiteren van de wortels van een reeds bewortelde plant. Deze laatste heet dan de o. Dat het samengroeien van planten mogelijk was, zal men ook in de natuur hebben waargenomen. Toen men later van het enten een gewoonte maakte, zal men de ervaring hebben opgedaan, dat de geënte plant zich vaak anders gedroeg dan één, die op eigen wortels groeide. Was dit gedrag beter dan zal men de o. niet alleen gebruikt hebben ter vervanging van de moeilijk te vormen eigen wortels, maar tevens om veranderingen op te wekken, die bepaalde voordelen opleveren.

Vroeger meende men, dat de o. directe invloed uitoefende op de ent, doch tegenwoordig is men ervan overtuigd dat de invloed voorn, indirect is, m.a.w. dat men te maken heeft met groeimodificaties. Dit neemt echter niet weg, dat elke onderstam op een bepaalde wijze invloed uitoefent op de ent, zodat voor het bereiken van een bepaald doel de ene onderstam beter geschikt is dan een andere. Dit heeft geleid tot het selecteren van onderstammen, hetgeen belangrijke resultaten heeft opgeleverd.

In verschillende landen heeft men deze selectie uitgevoerd, nadat Eng. hierin was voorgegaan onder leiding van Sir R. HATTON, dir. van het fruitteeltproefstation te East Mailing. Men staat tegenwoordig niet stil bij de verkregen resultaten van een selectie uit de reeds bestaande onderstammen, doch tracht nog betere onderstammen te krijgen. Daartoe kruist men verschillende typen en selecteert de zaailingen dan op de beste eigenschappen. Deze selectie wordt tegenwoordig op vele plaatsen toegepast.

Bij het enten van appels maakte men gebruik van bepaalde onderstammen en verdeelde deze dan in de groep der zaailingen en die der vegetatief voortgekweekte typen. De laatste groep werd dan weer onderverdeeld in doucin en paradijs. De doucin zou beter groeien dan de paradijs. De laatste was zeer geschikt voor het kweken van kleine vormen van appels. Bij nader onderzoek is gebleken, dat er meer dan de 2 genoemde typen in de cultuur waren en dat er een grote verwarring in de benaming heerste. Men is toen gaan selecteren en kwam er toe de zuivere klonen met Romeinse cijfers aan te duiden.

Het bleek dat elke kloon zijn bijzondere eigenschap had en voor bepaalde kweekdoeleinden geschikt was. Men neemt aan, dat type IX identiek is met de oorspronkelijke soort Paradijs en noemde haar vroeger Gele Metzer Paradijs (Malus communis LAM. parasidiaca L.). De afkomst is echter dubieus en waarschijnlijk is het een hybride. Het is een der minst groeiende onderstammen en veroorzaakt een dwergachtige groei en grote vruchtbaarheid van de var., die men er op ent.

Tegenwoordig wordt zij voorn. gebruikt voor wijkerplanten op vochthoudende zandgronden en lichte kleigronden. A. M. SPRENGER