Plantengesl. der lam. Convolvulaceae en der onderfam.
Cusculoideae met ca 80 soorten. Echte woekerplanten, dus zonder bladgroen of bladeren, waarbij uit de roodbruine, draadvormige stengeltjes boorwortels ontstaan, die zich in een geschikte voedsterplant boren. Als de planten niet bloeien, herkent een leek ze niet direct als planten: de dunne stengeltjes omgeven de voedsterplant geheel en remmen deze sterk in haar groei: de ongunstige reputatie van de plantjes komt tot uiting in de volksnaam ‘duivelsnaaigaren’. De meest algemene van de 5 of 6 inheemse soorten is C.epithymum MURRAY, klein warkruid, die men vrij vaak in heidevelden ziet op Calluna; C.europaea L., groot warkruid, woekert vooral op brandnetels en hop, terwijl niet lang geleden op uiterwaarden werd ontdekt C.gronovii Willd., uit N. Am., woekerend op oeverplanten (ook wilgen). Alle inheemse soorten zijn éénjarig en bloeien in de volle zomer.