Snuitkevers, de soortenrijkste keverfam. (ca 30-40.000 soorten), verbreid over alle delen der aarde. De kevers zijn gekenmerkt door een kortere of langere snuitvormige verlenging van de kopkapsel, de monddelen zijn op het uiteinde hiervan ingeplant. de sprieten zijn knievormig; het 4e tarslid is gereduceerd.
Het chitinepantser der kevers is soms buitengewoon hard. De larven zijn sikkelvormig gekromd en pootloos. Hun kop is goed ontwikkeld met sterke kaken. Zij leven óf van vergane plantaardige substantie òf zij tasten levende plantendelen aan, b.v. wortels; andere boren in hout, in takken en twijgen, in vruchten en zaden, enkele mineren in bladeren. Zodoende telt de fam. zeer talrijke schadelijke soorten van soms zeer grote econ. betekenis.
Bekend zijn als zodanig de soorten van de gesl. Cryptorrhynchus, Ceutorrhynchus, Otiorrhynchus, Phyllobius, Anthonomus, Sitona, Brachyderes, Pissodes, Hylobius en vele andere. Orchestes minerend, Sitophilus in opgeslagen granen. In de tropen, ook in Indon., gedeeltelijk dezelfde gesl. en nog vele andere, o.m. de grote soorten van het gesl. Rhynchophorus, palmsnuitkevers, zeer schadelijk voor de klappercultuur.