Wanneer b.v. een witbloeiend bonenras (Phaseolus vulgaris) wordt gekruist met een bleeklila bloeiend ras, dan is in veel gevallen de IJ niet bleeklila zoals men eigenlijk zou kunnen verwachten, maar violet, dus veel donkerder dan het gekleurd bloemige ouderras, terwijl de F2 een splitsing vertoont van 9 violet: 3 bleeklila: 4 (= 3 + 1) wit, een bifactoriële verhouding. We hebben hier te maken met een dominante factor voor kleur (P = gekleurd, p = wit) en met een dominante factor die de anthocyaankleur, indien aanwezig, donkerder maakt (V = violet, v = bleeklila).
Het ene ouderras nu is PPvv en daarmee blceklilabloeiend, het andere is ppVV en daarmee witbloeiend. De F1 is dubbel heterozygoot PpVv, bezit èn kleurfactor èn verdonkeringsfactor en is daardoor violet bloeiend. De F. splitst in 9 violet (PV): 3 bleeklila (Pw): 4 wit (3 ppV en 1 ppvv). We spreken hier van c. en zeggen, dat in dit witbloeiende ras ( ppW) de dominante verdonkeringsfactor V cryptomeer aanwezig is. Meer algemeen geformuleerd is er dus sprake van c., wanneer de werking van een factorenpaar (hier: V-v) niet tot uiting kan komen, indien van een tweede factorenpaar (hier P-p) de recessieve factor aanwezig is (pp). Het zal duidelijk zijn, dat een geval van twee complementaire factoren eigenlijk niet anders is dan wederkerige cryptomerie (z. Interactie).