Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Neerslag

betekenis & definitie

Tot de n. behoren behalve regen en andere hydrometeoren, zoals sneeuw en ijsnaalden, ook hagel, dauw, rijp, ruige vorst en ijzel. N. kan ontstaan:

(1) Door het opglijden van warme lucht tegen koude lucht. Deze n. valt meest tamelijk regelmatig uit egale wolkenlagen, nl. uit nimbostratus en altostratus. Hiertoe behoren regen, sneeuw en ijsregen. (

2) In stabiele luchtmassa’s, waarin zich geen krachtige verticale luchtstromingen kunnen ontwikkelen, vormen zich motregen en ijsnaalden. Zij vallen dikwijls uit een gelijkmatige dikke laag stratuswolken.

(3) Onstabiele luchtmassa’s, waarin krachtige verticale stromingen zich kunnen ontwikkelen, leveren regen, sneeuw en hagel, die tijdens buien vallen, meestal uit dreigende cumulonimbuswolken. Voor de waarneming van de n. worden regenmeters gebruikt. Zeifregistrerende regenmeters zijn weinig geschikt voor vaste n. De duur van de n. in vaste vorm wordt berekend uit notities bij de waarnemingen. De sneeuwval is i.h.a. in Ned. gering, het aantal sneeuwdagen bedraagt te de Bilt 19,1 per jaar, in de maanden Oct.-Mei resp. 0,1, 1,6, 3,9, 4,5, 3,6, 3,8, 1,5 en 0,0. De duur van de sneeuwval is er 91, van de hagel 11,5 uren per jaar, van de regen 1044 uren.

De n. afkomstig van mist is in Ncd. gering, maar kan in bergachtig bosterrein op winderige plaatsen in de wolkenzone belangrijke bedragen bereiken. N. in de vorm van dauw- is voor de plantengroei vooral van belang in droge streken met sterke nachtelijke uitstraling. Overvloedige dauwvorming treedt op in heldere tropennachten, een gevolg van de hoge absolute vochtigheid (z. ook Klimaat).