Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Castanea

betekenis & definitie

De tamme kastanje is een Monochlamydee en behoort tot de katjesdragers (Amentiflorae), die een nootvrucht hebben (Fagales) en daarbinnen tot de fam. der Fagaceae of Cupuliferae, waarvan de ♀ bloem en later ook de rijpe vrucht is voorzien van een verhoogde aswoekering (cupula, of napje). Tot dezelfde fam. behoren ook de gesl.

Quercus en Fagus. In Eur. komt maar een enkele soort voor, nl. C. sativa MILL.. Het natuurlijk verspreidingsgebied van deze houtsoort is Z. Eur., N.Afr. en Klein Az., maar zij is reeds vroeg van daaruit over geheel Eur. verspreid en ook in Ned. nauwelijks als 'exoot bekend. Zij heeft lange, smalle, zeer grof getande bladeren, afwisselende bladstand, roodbruine ronde knoppen op vooruitstekende bladkussens, roodbruine twijgen met lichte ronde lenticellen. De boom bloeit geruime tijd nadat hij in blad is gekomen, gewoonlijk in Juni in rechtopstaande katjes, die aan hun onderste gedeelte ♀ bloempjes en verderop aan de top ♂ bloempjes dragen. De vruchten zijn hetzelfde najaar rijp en hebben een stekelige cupula, waarbinnen zich 1-3 kastanjes betonden.

De tamme kastanje is een diep wortelende houtsoort, die als vruchtboom en ook als opgaande boom in Ned. weinig betekenis heeft, doch wel als hakhout en verplegende houtsoort onder loof- en naaldbomen. Hij kan nl. veel schaduw verdragen en is een uitstekende bodemverpleger. In verband met zijn Zuidelijke herkomst is hij in Ned. vorstgevoelig. Het is een houtsoort van het warmere maritieme klimaat en meer een boom van het heuvel- en vlakke land dan van het gebergte. Het is de karakterboom van het Castanetum van MAYR. welke het warmere gedeelte van het winterkale loolhoutbos vormt.

Het hout heeft veel overeenkomst met het eikenhout en is duurzaam, elastisch en hard. Het wordt gebruikt voor wijngaardstokken (in de lichtere afmetingen, als hakhout geëxploiteerd), duigen, wijnvaten, telegraafpalen, meubelindustrie, bouwhout. Voor dwarsliggers is de tamme kastanje niet geschikt, omdat het hout te gemakkelijk splijt en de spijkers niet voldoende vasthoudt. De tamme kastanje levert een goede houtskool, doch is minder geschikt als brandhout.

De Am. tamme kastanje C.dentata BORKH. is sterk gedecimeerd door de kastanjepest (Endothia parasitica) een ziekte, die ook in Z. Eur. al voorkomt en die in Am. waarschijnlijk is geïmporteerd met Az. kastanjesoorten (Castanea crenata SIEB. et Zucc.). In Z. Eur. wordt de cultuur van de tamme kastanje bovendien nog bedreigd door een andere zwamziekte, de z.g. inktziekte, Phytophthora cambivora.

In de bergbossen van Indon. komen verschillende C.-soorten voor, alle behorende tot de sectie Castanopsis (door verschillende auteurs als een afzonderlijk gesl. opgevat), waarvan de bekendste zijn:

C.argentea BL., saninten (Soend.), met aan de onderzijde zilver glanzende bladeren; C.javanica Bl., kihioer (Soend.), barangan (Mal.), met een roodbruine onderzijde der bladeren;
C.tunggurut BL., toenggeureuh (Soend.).

De in de literatuur nog wel als C.acuminatissinia BL. aangeduide rijoenganak (Soend.) behoort tot het geslacht Quercus. Al deze Indon. soorten hebben een zwaar, sterk en vrij duurzaam hout, dat door de bevolking gaarne voor huisbouw wordt gebezigd.

G. HOUTZAGERS / J. H. BECKING.