is de wetenschappelijke benaming van het, als een as-woekering beschouwde napje van de Fagaceae (eik, beuk, tamme kastanje). De c. kan de vrucht alleen aan de voet schotelvormig omgeven (vele eiken), maar ook de vrucht (beuk) of vruchten (tamme kastanje) geheel ontgeven.
Dit laatste doet zij ook bij enige trop. eikensoorten. De buitenkant is meestal met schubben of stekels bezet; deze aanhangsels zijn soms zeer weinig of niet ontwikkeld, soms ook bladachtig.