Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Calamus

betekenis & definitie

een ca 200 soorten tellend gesl. van de fam. Palmae, verbreid over de vochtige trop. gebieden van Az. en Afr.

De meeste soorten zijn klimmend en alleen deze leveren rotan. Slechts enkele soorten zullen hier worden genoemd. C.caesius BL., rotan sega perak (Mal.), rotan sago (Minangk.), rotan taman (Bandj.), is de belangrijkste van alle soorten C. Zij vormt grote stoelen met meer dan 50 klimmende stengels, die over 40 m lang kunnen worden. Zij komt over het gehele vochtige Westelijke gedeelte van de Indon. Archipel in het wild voor in bossen, die niet onder water komen. Zij levert een uitstekende glansrotan en wordt om haar superieur product in de Z.O. afdeling van Borneo sinds 1850 gekweekt.

De aanplant geschiedt door het uitplanten van 1 jarige gekweekte plantjes om de 6 à 8 m in ongeveer 2 m brede openkappingen in het bos, waarin een voldoend aantal geschikte steunbomen met taai hout aanwezig moeten zijn. Bij voldoende licht groeien de plantjes snel en kan reeds na 6 à 8 jaar met de oogst van stengels worden begonnen. Uit de stoelen worden dan om de 3 à 5 jaren 10 oude stengels, kenbaar aan het afvallen der bladscheden, geoogst. Na 15 jaar wordt de volle productie bereikt.

C.manan MIQ., rotan manau (Mal.), is wel de zwaarste onder de soorten C., met stengels, die een arm dik kunnen worden. In Sumatra wordt deze soort vaak gebruikt voor het maken van hangbruggen. De zware stengels bevatten een grote hoeveelheid goed drinkwater; uit een stuk van 1,5 à 2 m lengte kan een glas vol worden afgetapt.
C.scipionum LOUR., rotan raja (Mal.), soenamboe (Sum.), is een in het Westelijk deel van de Indon. archipel veel voorkomende soort met een stevige, onbuigzame, helder gele stengel en sterk inspringende knopen. Ze wordt vooral tot wandelstokken verwerkt.
C. laurentii DE WILD., makau, liaanpalm uit Congo; wordt plaatselijk gebruikt voor het vervaardigen van allerhande vlechtwerk, als bouwmateriaal voor inlandse hutten, enz.