De Ned. bossen zijn aan de gewone algemene belastingwetten onderworpen.
Echter woorden (wet van 28 Juni 1926) niet als inkomen of deel van het inkomen beschouwd: voordeel uit het bosbedrijf, hieronder niet begrepen de exploitatie van hakhout; bij art. 22 van het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 werd deze vrijstelling beperkt tot: de winst uit bosbedrijf, voor zover binnen het Rijk uitgeoefend en geen hakhoutexploitatie omvattende.
Hierover is een zeer uitgebreide fiscale jurisprudentie. Bovendien kunnen landgoederen, waarvan het voortbestaan voor het behoud van natuurschoon wenselijk wordt geacht (Wet van de 10e Maart 1928, S. 63, Natuurschoonwet 1928) nog reductie krijgen op vermogens-, inkomsten-, personeels- en successiebelasting, mits het landgoed 25 jaar lang in zijn huidige toestand wordt gehouden en geen ander hout wordt gekapt dan volgens normaal beheer noodzakelijk is. In andere Eur. landen bestaan die belastingfaciliteiten niet of in veel mindere mate.