Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Natuurschoonwet 1928

betekenis & definitie

Deze Ned. wet tot bevordering van behoud van natuurschoon houdt een regeling in van sommige van landgoederen geheven belastingen. Het karakter van deze wet is geheel anders, dan men uit de naam zou afleiden, daar de wet niet rechtstreeks tot doel heeft het natuurschoon te beschermen, doch dit alleen wil bereiken door op verzoek belastingfaciliteiten te verlenen aan de eigenaren van landgoederen.

De wet verstaat onder landgoederen geheel of gedeeltelijk met bossen of andere houtopstanden bezette terreinen - daaronder begrepen die waarop een buitenplaats voorkomt voor zover het blijven voortbestaan van die terreinen in de bestaande toestand voor het behoud van het natuurschoon wenselijk wordt geacht. De belastingvermindering bestaat hierin, dat de vermogensbelasting, personele belasting en successierechten worden geheven naar de bestemmingswaarde, waaronder wordt verstaan de waarde, waarop het landgoed zou worden getaxeerd, indien het in 25 jaren geen andere bestemming zou mogen krijgen. Ook de registratierechten werden verlaagd, hetgeen geschiedde bij de wet van 8 Apr. 1932. Het aantal onder de wet gerangschikte landgoederen bedroeg einde 1947 680 met een areaal van 84.480 ha. Ten gevolge van de wet op de Vermogensaanwasbelasting is het aantal zeer gestegen. De eigenaar van een onroerend goed moet zich tot de Minister van Onderw., Kunsten en Wetenschappen wenden, wanneer hij zijn onroerend goed onder de wet wil doen vallen.

< >