De b. valt in het landschap ongeveer samen met de 10o C isotherm van de warmste maand, d.w.z. de grens tussen het bos- en toendraklimaat volgens de klimaatindeling van KÖPPEN; dit geldt vooral voor de continentale gebieden. Korte vegetatieperiode en niet ontdooide ondergrond werken beperkend op de boomgroei.
In het trop. bergland reikt de grens iets verder, maar op 3000 m hoogte (temp. 9o) blijft het bos reeds laag.