Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Boniteit

betekenis & definitie

is in de bosbouw een aanduiding voor de kwaliteit van de grond of de opstand.

De kwaliteit van de grond, de groeiplaatsboniteit, openbaart zich uiteindelijk in de grootte der productie, het productievermogen. Voor de eenvoudige aanduiding van de wisseling in productievermogen der verschillende groeiplaatsen heeft men cijfermatige boniteitsschalen ontworpen in 3-6 trappen.

Gewoonlijk duidt men de beste b. met het laagste (I) en de slechtste b. met het hoogste cijfer (III—VI) aan, maar in sommige landen b.v. Indon. doet men het net andersom, daar wijst het cijfer I de slechtste b. aan. Tussen de hoofdboniteiten kunnen nog één of meer tussenboniteiten worden onderscheiden, die men dan aanduidt als lI½, III¾ enz. Het productievermogen van de grond is uiteraard afhankelijk van de houtsoort, daarom heeft elke houtsoort zijn eigen boniteitsschaal.

Een bepaalde groeiplaats kan voor de ene houtsoort een hoge en voor de andere een lage b. aanwijzen. Voor de vaststelling van de groeiplaats-b. is de massa van de daarop voorkomende opstand in verband met zijn leeftijd niet de meest geschikte maatstaf, daar de grootte van deze massa sterk beïnvloed wordt door de behandeling van de opstand (dunningsgraad) en uitwendige omstandigheden (calamiteiten). De hoogte-ontwikkeling van de opstand wordt door deze omstandigheden in veel geringere mate beïnvloed en daarom is de gemiddelde opstandshoogte (d.i. de hoogte van de grondvlakmiddenstam) de gebruikelijke boniteitsmaatstaf.

Beter is nog de opperhoogte. Men bepaalt deze door van elke are de hoogste boom te meten en van deze hoogste bomen het gemiddelde te nemen. Met behulp van gemiddelde hoogte en leeftijd van de opstand kan men uit opbrengsttafels de groeiplaatsboni teil vaststellen.

De moeilijkheid van de groeiplaatsbonitering is, dat deze slechts door middel van de daarop voorkomende opstand is uit te voeren. In sommige gevallen is deze opstand sterk abnormaal, terwijl dit middel geheel wegvalt, wanneer de betreffende groeiplaats geen opstand, of een opstand van een andere houtsoort draagt dan waarvoor men de bonitering wil uitvoeren. Men tracht dan wel aanwijzingen te vinden in het bodemprofiel of in de korte begroeiing, maar in die gevallen blijft de groeiplaatsbonitering altijd vrij onzeker.

De opstands-b. is een directe aanduiding van de massa van een opstand naar de groeiplaatsboniteitsschaal. Bij een normale, ongestoorde ontwikkeling van een opstand is het rijfcr der opstands-b. gelijk aan dat der groeiplaats-b. Daar bovenuit kan een opstand nooit komen. De massa kan echter door sterke dunning of calamiteiten wel minder zijn en men geeft dan de opstands-b. het cijfer van de slechtere groeiplaats-b., waarvan het productievermogen met de daadwerkelijke massa der opstand overeenkomt. de afwijking tussen groeiplaats- en opstand-b. is dus een aanduiding voor de male van onvolkomenheid van de betreffende opstand.

< >