Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Groeiplaatsboniteit

betekenis & definitie

noemt men in de bosbedrijfsregeling de mate van geschiktheid van een bepaald grondstuk (vak of subvak) voor de houtproductie van een bepaalde boomsoort. De g. is dus te meten naar de grootte van de houtproductie van een normaal ontwikkelde opstand bij een bepaalde leeftijd.

Gewoonlijk bezigt men echter de gemiddelde hoogte van de opstand bij een bepaalde leeftijd als maatstaf voor de g., daar de hoogte minder van de volkomenheid van de opstand afhankelijk is dan de massa. Men onderscheidt gewoonlijk 3 à 5 boniteitstrappen of groeiplaalsklassen. Men vormt deze klassen door de mogelijke spreiding in de hoogte- of massa-ontwikkeling van eert houtsoort bij een bepaalde leeftijd in een aantal klassen van gelijke wijdte te verdelen. De groeiplaatsklassen worden aangeduid door Romeinse cijfers, waarbij men het cijfer I gewoonlijk voor de beste klasse gebruikt.

< >