Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Boekweit

betekenis & definitie

(Fagopyrum sagittatum GILIB., syn. F. esculentum en Polygonum fagopyrum), cultuurgewas uit de fam. der Polygonaceae, geteeld om de meelrijke zaden, soms als stoppelgewas (snelle groei!) om de groene massa.

Het is tevens een goed bijengewas. Het gewas is afkomstig uit Midden Az. en werd hier sinds enkele eeuwen algemeen verbouwd; thans is het bijna weer verdwenen. Het is een gewas voor lichte, goed bewerkte grond. Het vraagt slechts weinig mest, voorn, kali (40 kg/ha K2O, geen chloor) en stikstof (ca 20 kg/ha N). Gewoonlijk laat men het gewas teren op wat de voorvrucht in de grond achterliet of men geeft enige stalmest. De plant kan niet tegen vorst, men zaait daarom pas na half Mei in hoeveelheden van 30-60 kg/ha. Een vrij ruime stand is geen bezwaar. Tijdens de bloei heeft het gewas gunstig weer nodig voor insectenbezoek. de oogst valt in Aug./Sept. en is niet gemakkelijk door ongelijkmatige afrijping, moeilijk drogen en los zittende korrels. Bij machinaal dorsen gaan de vochtige stengels vaak koeken. Het zaad moet luchtig en liefst in het kaf bewaard worden. Aan veredeling is weinig gedaan, we kennen een tweetal landrassen, de Brabantse grijze b. met goed gevuld zaad en de Staphorster bruine met bruin, scherpkantig zaad. Enige verhoging van de onder gunstige omstandigheden niet boven 1500 à 2000 kg/ha reikende zaadopbrengst zou waarschijnlijk ook nagenoeg geen uitbreiding van de teelt teweegbrengen.

De teelt wordt bij ons nauwelijks om econ. motieven gehandhaafd, maar om zaad voor eigen gebruik te hebben. De opbrengsten liggen meestal ver beneden de bereikbare.

Na schonen wordt het zaad nog van het bloemdek ontdaan door treden in een teil en dan niet te krachtig vermalen. Anders treedt verbranden van het meel op en krijgt men geen blanke bloem. Deze bloem dient voor pap of pannekoek.

Tegenwoordig wordt b. ook gekweekt voor rutine-winning; belangrijk in geneeskunde.