De teelt van planten, die om hun sierwaarde in potten worden gekweekt of waarvan de bloemen in afgesneden toestand worden gebruikt, benevens de teelt van houtige gewassen, die in de kas getrokken worden en het trekken van bolen knolgewassen.
Na de stichting van botanische tuinen bij de universiteit (de oudste Hortus in Ned., n.l. die te Leiden, werd gesticht in 1577) ontwikkelde de b. in Ned. zich in de vorige eeuwen vooral op de buitenplaatsen, waar dikwijls grote collecties vreemde planten bijeengebracht waren. In de 18e en 19e eeuw werden vooral veel Kaapse planten gekweekt. In de 19e eeuw nam echter het bloemenverbruik ook bij de andere standen sterk toe.
De grote toename van de afzet werd bevorderd door het hoge peil van de bloemsierkunst, de ontwikkeling van het veilingwezen en de straathandel. Tegenwoordig is het verbruik per hoofd van de bevolking in Ned. veel groter dan elders ter wereld. De totale oppervlakte in gebruik voor de b. bedroeg in 1952 1193 ha, waarvan 253 ha in kassen, 42 ha in bakken en 898 ha op de open grond (met inbegrip van de trekheesters). De meeste producten worden thans verkocht via de bloemenveilingen, die gevestigd zijn te Groningen, Leeuwarden, Nijmegen, Amersfoort, Utrecht, Aalsmeer (2 stuks), Amsterdam, Beverwijk, Hilversum, Berkel, Boskoop, Honselersdijk, Poeldijk, Roelofarendsveen, Rijnsburg (2 stuks) en Tilburg.
Naast over het gehele land verspreide kwekerijen, vooral in de omgeving der grote steden is de b. vooral geconcentreerd in een aantal centra, nl. Aalsmeer en omgeving, met meer dan de helft van de totale veilingomzet, het Westland, de omgeving van Rijnsburg. Beverwijk, de Venen, Lent en Nijmegen, Eelde, Sappemeer, Berkel-Rodenrijs, enz. De teelt van de belangrijkste snijbloemen, rozen en anjers, vindt voornamelijk plaats te Aalsmeer, in veel geringere mate in het Westland, de Venen en te Beesd en Sappemeer. De seringenteelt en de teelt van andere trekheesters is bijna geheel geconcentreerd in Aalsmeer. Chrysanten worden vooral geteeld in het Westland, de Venen, te Aalsmeer, Vleuten en daarnaast (vooral de buitenbloeiende) verspreid over het gehele land. Ook voor de potplantenteelt is Aalsmeer het belangrijkste centrum, daarop volgen de omgeving van Utrecht, Lent en Nijmegen, Berkel-Rodenrijs, enz.
Het trekken van bollen vindt vooral plaats bij Rijnsburg, Beverwijk, de Venen enz. Rijnsburg is vooral ook bekend om de teelt van éénjarige en tweejarige snijbloemen en snijbloemen van vaste planten. Op de vele verspreide kwekerijen worden vooral potplanten en snijbloemen van de volle grond geteeld.
Buiten Ned. vindt men vooral veel b. in België, Frankr., Denemarken, Duitsl., Italië, Am. In België is de omgeving van Gent en Brugge vooral bekend om de teelt van azalea's en knolbegonia's, die veel geëxporteerd worden, en van bladplanten. In de omgeving van Aalst vindt men enige teelt van rozen en anjers. Ook hortensia's worden in zeer goede kwaliteit gekweekt in België.
In Duitsl. staat vooral de teelt van potplanten op een hoog peil. Bepaalde centra voor de bloemisterij kent men daar niet, wel was Erfurt bekend om zijn zaadteelt van bloemisterij-gewassen. Van Denemarken is vooral de teelt van anjers en die van sierbladplanten bekend. Hier en ook in Zweden en Zwitserl. heeft zich de b. na 1940 sterk ontwikkeld. In Frankr., waar de b. vooral in het begin van deze eeuw zeer hoog stond, vindt men snijbloementeelt in de omgeving van Parijs, doch het belangrijkste gebied is wel de Rivièra met de teelt van Nizza-anjers; de z.g. Mimosa, een Austr.
Acacia-soort; Eucalyptus, enz. Hierbij sluit zich de b. van de Italiaanse Rivièra en van Spanje aan. Verder vindt men in Italië veel b. in de omgeving van Rome, terwijl zich een nieuw centrum ontwikkelt in de nabijheid van Venetië.
In Am. vindt men vooral veel b. in de milde streken, zoals Californië en Florida, echter ook in Ohio, de N.O. Staten, enz. De totale veilingomzetten in Ned. bedroegen volgens het Bedrijfschap voor Sierteeltproducten in 1952 bijna 37 millioen gulden, waarvan ruim 22.5 millioen op de beide Aalsmeerse veilingen, 4.7 millioen te Honselersdijk en 4.3 millioen te Rijnsburg. Voor ca f 21.500.000 werd geëxporteerd. Het Bedrijfschap voor Sierteeltproducten berekende, dat in 1951 de totale productie in Ned., dus die van de niet bij de veilingen aangeslotenen inbegrepen, ca f 62.800.000 zou bedragen. De totale omzet via de bloemenwinkels, e.d. zou dan ongeveer f 78.400.000 bedragen.
De financiële resultaten van de b. zijn voor een groot deel afhankelijk van de grootte van de export. Vooral in de periode vóór 1932 was de export zeer belangrijk. De grootste export vond plaats in 1931 (nl. 6.362.000 kg snijbloemen). Na de tweede wereldoorlog moest de export weer geheel worden opgebouwd. Vanaf 1946 is ze steeds gestegen, nl. voor snijbloemen van 165.000 kg in 1946 tot 3.701.000 kg in 1951. Met de export van potplanten inbegrepen steeg het totale exportcijfer in de jaren 1946 t.e.m. 1952 resp. van f 1.1 millioen over 2.7 mill. en 4.1 mill., 9.0 mill., 17.5 mill. en 18.6 mill. tot 21.5 mill. gulden. Vóór de oorlog was Duitsl. steeds de grootste afnemer, hetgeen wederom het geval was toen in het najaar van 1949 de grenzen weer werden opengesteld.
Verdere belangrijke afnemers zijn België en Eng., in mindere mate ook Zweden en Zwitserl., terwijl geringe hoeveelheden nog geëxporteerd zijn naar Frankr., Denemarken, Ierl, Egypte, Italië, Oostenr. enz. Thans wordt geprobeerd ook een markt te vinden in Am. In de zomermaanden bestaat, vooral van de snijbloemen, meestal een groot overschot. Het meest worden snijbloemen, vooral rozen, anjers, seringen, freesias, e.d. geëxporteerd (in 1952 totaal voor f 1.557.000, waarvan f 18.755.000 voor snijbloemen en f 2.802.000 voor planten). Jonge planten worden vooral uitgevoerd van anjers, begonia’s, cyclamen, varens, e.d.; zaden vooral van cyclamen en andere potplanten en freesia’s. Invoer van bloemen teeltproducten vindt vooral plaats uit België (azalea's, bladplanten e.d.) en in geringe mate uit Frankr. (b.v. ‘Mimosa’) en zaden uit Italië (snijgroen, freesia).
Veruit de belangrijkste snijbloementeelten zijn die van anjers, rozen, chrysanten, seringen en bolbloemen (tulpen, narcissen en gladiolen). In mindere mate worden geteeld freesia, violieren, snijgroen, Lathyrus, leeuwenbekken, Gerbera, Euphorbia, Poinsettia, asters, Bouvardia, kerstroos, Pyrethrum, Zantedeschia (vaak Calla genoemd), orchideeën, lelies, Hippeastrum, Zinnia, enz. benevens de trekheesters Prunus triloba en P. serrulata, sneeuwbal, Forsythia, enz. Van de potplanten zijn de belangrijkste cyclamen, begonias in vele soorten, primula-soorten, azalea, Cineraria, Calceolaria, varens, Gloxinia, Gesneria, Saintpaulia, Pelargonium, hortensia, Impatiens, Kalanchoë, Fuchsia, Rochea, Erica, Ster van Bethlehem, Bougainvillea, verschillende potperkplanten zoals Ageratum, Begonia semperflorens, Celosia, Nemesia, Tagetes, Lobelia.
Van de kluitperkplanten kunnen genoemd worden de violen, Primula elatior, Cheiranthus, Bellis, e.a.
Bij de b. kan men een duidelijk verschil maken tussen de teelt van kasplanten, de teelt in bakken, in de open grond, de teelt en het forceren van trekheesters, e.d., het forceren van bol- en knolgewassen, enz. De b. is i.h.a. zeer arbeidsintensief. Zo rekent men voor de potplantenteelt op 1 persoon per 500 m2 glas, voor anjers 1 per 850 m2 glas, voor rozen 1 per 1000 m2 glas en voor de open grond op 1 persoon per 0,40 ha, tegen 1 persoon per 0,45-0,75 ha in de bloembollenteelt, 1 per 0,12-0,35 ha groenteteelt onder glas, 1 per 0,75-2 ha groenteteelt in de volle grond en 1 persoon per 1-2,5-5 ha fruitteelt.
Tot de belangrijkste werkzaamheden behoren de vermeerdering, het spitten, planten, gieten en spuiten, luchten, dekken en schermen, verspenen en oppotten, ziektebestrijden, oogsten enz. de belangrijkste vermeerderingsmethoden zijn door zaad en sporen, door stekken, scheuren, oculeren, enten. e.d. Door zaad worden vermenigvuldigd de snijbloemen van de volle grond freesia, Lathyrus, violier, leeuwenbek, Zinnia, e.a. en de potplanten cyclamen, primula, Cineraria, Calceolaria, Gloxinia, Begonia semperflorens, Gesneriaceae, enz.
Bij de violier, Primula kewensis, Kalanchoë ontstaat het zaad door zelfbestuiving. Kunstmatige bestuiving moet toegepast worden bij cyclamen, Primula obconica en P. sinensis, Calceolaria, Anthurium, orchideeën, Gesneria, e.a.
Insectenbestuiving vindt plaats bij Cineraria en soms bij Primula obconica, freesia, windbestuiving wel bij Primula malacoïdes.
Door sporen worden de meeste varens vermenigvuldigd. Bij het stekken kan men nog onderscheid maken tussen houtstek (weinig bij b.-gewassen,
o.a. Bougainvillea), scheutstek (b.v. Begonia hybr., anjer, chrysant, Pelargonium, Campanula isophylla, Codiaeum (Croton), Ixora, Euphorbia, Poinsettia, Bouvardia, Coleus, hortensia, enz.), wortelstek (Phlox, papaver), oogstek Ficus elastica), bladstek (kleinbl. Begonia hybr., vetplanten, Saintpaulia) en bladstukjes (bladbegonia). Bloementeeltgewassen, die meestal gescheurd worden, zijn de vaste planten Helleborus, Pyrethrum, Chrysanthemum maximum, e.a. Verschillende houtige gewassen worden veredeld door oculeren of enten, zoals rozen, seringen, Prunus, enten b.v. ook bij Clematis, azalea. Het stadium, waarin de snijbloemen gesneden worden, hangt af van de plantensoort. Zo worden anjers, Gerberas, Helleborus, Lathyrus, dahlias, orchideeën, Pyrethrum, chrysanten e.d. in geheel open toestand geoogst, terwijl gladiolen, rozen, papavers, lelies, Hippeastrum, c.a. gesneden worden in knoptoestand, of op het moment, dat ze juist openkomen.
De meeste bloemen worden verhandeld in bossen van 10 stuks, sommige van 20 stuks (b.v. rozen, anjers, Pyrethrum), andere van 5 stuks (b.v. grootbl. chrysanten, Prunus serrulata), of 25 stuks {Lathyrus), soms ook per stuk (orchideeën).
De bedrijfsgenoten in de b. en de andere takken van de bloemisterij zijn georganiseerd in de Ver. De Ned. Bloemisterij, vroeger de Groep Bloemisterij van de Ned. Tuinbouwraad, terwijl ze tevens allen ingeschreven zijn bij het Bedrijfschap voor Sierteeltproducten (z. Sierteelt). Voorts beweegt de Kon.
Ned. Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde zich vooral op het gebied van de b., o.a. door het houden van lezingen en keuringen, de bevordering van het tuinbouwonderwijs, e.d. de vaste keuringscommissie van deze vereniging verleent getuigschriften aan nieuwe var., e.d.
De kwekers van bepaalde gewassen zijn dikwijls nog weer verenigd in afzonderlijke verenigingen, zoals de Ned. Dahlia Ver., Ned. Chrysanten Ver., Nos Jungunt Rosae (rozen), Ned. Orchideeën Ver., Ned. Lathyrus Ver., Succulenta (cacteeën en vetplanten). De Raad voor het Kwekersrecht geeft thans ook mogelijkheid voor het inschrijven en beschermen van nieuw gewonnen var. van rozen, seringen en anjers en Codiaeum (Croton).
Voor controle op het voortplantingsmateriaal bestaan er afdelingen van de Ned. Alg. Keuringsdienst voor Siergewassen (N.A.K.S.), voor cyclamen (in hoofdzaak kwaliteitscontrole) en voor anjers (hoofdzakelijk keuring op ziekten).
Voor de voorlichting is er een speciaal rijkstuinbouwconsulentschap te Aalsmeer; in sommige andere consulentschappen zijn 1 of 2 assistenten. Te Aalsmeer is tevens gevestigd het landelijk Proefstation voor de Bloemisterij, gesubsidieerd door het Bedrijfschap voor Sierteeltproducten op voorstel van de Ver. De Ned. Bloemisterij. de enige tuinbouwschool voor b. met middelbaar karakter bevindt zich te Aalsmeer. Als onderdeel wordt b. ook gegeven aan de scholen te Frederiksoord, Utrecht, Nijmegen, Rijswijk, Breda en Boskoop. Tuinbouwvakscholen voor b. zijn te Aalsmeer, Baarn, Lent, Arnhem, Hilversum en gecombineerd met groenteteelt ook te Paterswolde, Roelofsarendsveen en Naaldwijk. Lagere tuinbouwscholen en tuinbouwavondeursussen, waar b. wordt onderwezen, zijn er in vele plaatsen.
J. WASSCHER.