Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Aalsmeer

betekenis & definitie

(N.H.). Zeer bekend bloementeeltcentrum, 13 000 inwoners, 17 km Z.W. van Amsterdam, bestaande uit 2 gedeelten, nl. 1e een smalle strook boezemland met een veenachtige bodem, waartoe ook de eilandjes in de Westeinderplas behoren, en 2e enige kleine polders, benevens de rand van de Haarlemmermeerpolder, alle met een meer kleiachtige bodem en 4 à 5 m beneden de oppervlakte van het bovenland gelegen.

Reeds in de 17e eeuw stond A. bekend als een boomkwekerij-centrum. Terwijl er nog tijdens de laatste eeuwwisseling een belangrijke export van zg. vormbomen of ‘clipped trees’ bestond, zijn thans nog slechts 3 boomkwekerijen aanwezig. Naast de boomteelt ontwikkelde zich de aardbeienteelt, die omstreeks het midden van de vorige eeuw haar hoogtepunt bereikte, doch thans geheel verdwenen is. In die tijd kwam ook de bloementeelt op. In het begin werden eenvoudige pot- en perkplanten geteeld, na 1880 ook snijbloemen van de open grond. De eerste kas werd gebouwd in 1872, de eerste verwarmde bak in 1885, de eerste rozenkas in 1896. In het begin werden alle producten per schuit naar de grote steden vervoerd en daar verkocht.

Een belangrijke verbetering kwam tot stand, toen in 1912 de beide veilingen, nl. Bloemenlust en de Centrale Aalsmeerse Veiling, werden opgericht. De bloementeelt ontwikkelde zich daarna zeer sterk, enerzijds door een versterkt binnenlands gebruik, vooral ook door de opkomende straathandel, anderzijds doordat de export, die omstreeks 1905 was aangevangen, een grote vlucht nam, vooral in de jaren tussen 1920 en 1930. Ook thans is er weer een uitgebreide export naar Duitsl, België, Eng., Zweden en andere landen.

Thans zijn er te A. ca 950 bloemkwekerijen met in 1948 een totale oppervlakte van: kassen 126,1 ha, bakken 9,6 ha, trekheesters 108,8 ha en overige open grond 168,2 ha. De opbrengst van de beide veilingen samen bedroeg de laatste jaren ca f 20 à 21 millioen, hetgeen ongeveer 60% is van alle Ned. bloemenveilingen samen. Daarnaast bestaat er nog een uitgebreide handel in zaden en jonge planten. De sterke ontwikkeling van de bloementeelt is vooral het gevolg van de gunstige ligging tussen de grote steden en de nabijheid van Schiphol.

Natuurlijk speelt ook de gunstige bodemgesteldheid van het boezemland (met zijn hoge grondwaterstand) en van de polders een grote rol, evenals de nabijheid van de Westeinderplas, die de bagger levert voor de seringen-akkers en de molm voor de potgrond. Daarnaast komt door de nabijheid van het water nachtvorstbeschadiging weinig voor. De grond van het boezemland leent zich vooral voor de teelt van trekheesters, chrysanten en potplanten, die van de polders voor de teelt van rozen, anjers en andere snijbloemen.

De belangrijkste producten naast de roos,anjer en sering, waarvan meer dan 90 of zelfs 95 % van de gehele Ned. opbrengst uit A. afkomstig is, zijn de snijbloemen: chrysant, Freesia, snijgroen, Lathyrus, Dahlia, Pyrethrum, kerstroos, Euphorbia fulgens, Poinsettia, violieren, Orchideeën, Prunus triloba, sierkers, sneeuwbal, Bouvardia, Gerbera, enz. en de potplanten: Cyclamen, Begonia, Hortensia, Gloxinia, Azalea, Cineraria, Calceolaria, Primula, Pelargonium, varens, ster van Bethlehem, Coleus, Kalanchoë, Cacteeën, enz.

Te A. zijn een Rijkstuinbouwschool en een vakschool voor bloementeelt gevestigd, terwijl tevens het ‘Proefstation voor de Bloemisterij’ hier is geplaatst. J.WASSCHER.

< >