Hieronder vat men samen een groep van graslanden, die gekenmerkt zijn door een grote bodemarmoede, terwijl regeling van de waterstand ontbreekt. Dit zijn dus terreinen, die in de winter zeer nat, in de zomer droog zijn, en waar elke bemesting achterwege blijft. de opbrengst is minimaal en één; hoogstens twee maal per jaar kan er een snede hooi van inferieure kwaliteit van worden gewonnen.
Vele planten, die men op het b. aantreft, vindt men veel minder algemeen op andere plaatsen, zodat men gevoeglijk kan spreken van een karakteristieke flora.We noemen:
Cirsium dissectum HILL., Spaanse ruiter, Carex pulicaris L., vlozegge, C. hostiana D.C., blonde zegge, C. panicea L., blauwe zegge, Gentiana pneumonanthe L., klokjesgentiaan e.a., terwijl in vele gevallen Molinia coerulea MÖNCH, pijpestrootje, de dominerende soort is.
Vele dezer planten hebben een grijsblauwe kleur, waaraan het b. zijn naam te danken heeft. De oppervlakte, die in ons land nog slechts 0,007 % van de cultuurgrond uitmaakt, neemt gestadig af en het behoud van enkele b. als natuurmonument is alleszins verantwoord. Men vond (vindt) het b. vooral in het midden van Friesl., de kop van Drente, Z.Drente, Overijsel, de Geld. vallei en het Z. Holl. Utr. veengebied. De laatste resten van enige ontvang (ca 10-20 ha) bevinden zich bij Akmarijp, Staphorst, Bennekom en Zegveld.