In de verb. bij zover(re) dat, in die mate dat -; voor zover dat -, voor zover (zonder dat!).
Voor zover dat ik weet is hij niet gekomen, GALLE 1967, 107.
Toen de brand werd ontdekt stond de loods reeds in lichterlaaie, bij zoverre dat de Brugse brandweer er zich diende toe te beperken de omliggende gebouwen te vrijwaren, Gazet v. Antw. 2/5/1977.