Voortborduren; veelal in pejor. zin: op een knoeierige manier doorgaan (met iets), bep. zonder vernieuwingen, nieuwe ideeën enz.
„En de boer, die ploegde voort,” zei de dichter. Hier moeten we na elke verkiezing zeggen: „En de ploeg, die boerde voort!” VANHAVERBEKE 1971, 91.
De zomermaanden zijn traditioneel voor vele groepen een kalmere periode. De openluchtfestivals en andere weide- en pleinspektakels worden rustig afgewerkt, voortboerende op het verkregen sukses van het voorjaar, Laatste Nieuws 1/8/1980.