1. In ’t alg.: verwoesten, vernielen; m. betr. t. geld, goed, bezit e.d.: naar de duivel jagen, er door jagen, verbrassen; m. betr. t. een werk: verknoeien, bederven.
2. (Iem., iets) naar de duivel wensen; verdoemen, vervloeken, verwensen.
Opm.: In de standaardt. is het woord sinds lang veroud., terwijl het verl. deelw. verduiveld bewaard bleef (WNT s.v. verduivelen).