Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

uitkoken

betekenis & definitie

Van (vloeibare) spijzen, van water (in een ketel e.d.): door te lang koken vervliegen; droog koken; - met objectsverwisseling ook van een waterketel.

Charlot kloeg, en begon te zagen dat heur soep zou uitkoken ... . Ze kon niet meer stilstaan van ongeduld, TIMMERMANS 1966, 197.

Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: door koken ontdoen van bep. bestanddelen (vlees, beenderen uitkoken); door koken alle sap of kracht verliezen enz.

< >