In de verb. zo zat, zo zot als tielebuis, door en door dronken, gek; - ook als bnw.: gek, verdwaasd. (Tielebuis was de hoofdpersoon van een klucht die in 1541 door de Haarlemse rederijkerskamer te Diest werd opgevoerd).
De kwezels van de congregatie krijgen dien achternoen penitenties van vijf rozenhoedjes, dat ze der heelemaal tielebuis van zijn, CLAES 1933, 114.
In de eerste dagen van de oorlog waren ze te Diest allemaal zo zat als tielebuis, CLAES 1960, 18.