Rubriek in kranten e.d., gewijd aan taalzaken, in ’t bijz. ter bevordering van de cultuurtaal in Vlaams-België; vaak in de verkl. taaltuintje: taalrubriek(je).
Uit het overzicht ... blijkt ... dat sedert 1932 velen door tijdschrift, boek en dagblad met het beeld ‘taaltuin’ vertrouwd zijn gemaakt. Het is zelfs een wat versleten beeld geworden, een cliché; en het is in ons geval een soort synoniem geworden van ‘taalkundig kroniekje’: we spreken nu al van taaltuintjes, zonder hoofdletter, VAN NIEROP 1964, 13.