Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

stielvaardig

betekenis & definitie

Vakkundig, vakbekwaam; als bijw. bep.: met vakkennis.

Haar boezem gong stielvaardig op en neer. Ze had talent, dat zag men elke keer, GHYSEN 1963, 25.

De ouwe hield het statief van een spot met beide handen vast en keek beurtelings naar Amanda en naar het meisje dat wat verder stielvaardig lag te hijgen, VAN DEN BROECK 172, 25.

De ... bakkerij vraagt dringend stielvaardige pasteibakkers, Mech. 25/5/1978.

Afl.: stielvaardigheid, vakkundigheid, vakbekwaamheid, vakmanschap (Het belangstellend publiek kan de stielvaardigheid aanschouwen van deze vaklui, Gazet v. Antw. 7/6/1977).

< >