Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

speaker

betekenis & definitie

Pers. die voor de radio of de televisie de aankondigingen en mededelingen doet; ook bij sportmanifestaties e.d.: omroeper; - ook: presentator (van een programma e.d.).

De speaker, die de pret daar kanalizeert, ziet onze bende binnenkomen en meldt plechtstatig: daar heb je nu ook de Spionkop uit Brugge. We worden op het podium geroepen. Sinterklaas zet grote vragende ogen op, Knack 18/4/1973, p. 85.

Er ging een ontgoocheld «ooohhh» doorheen de rangen van de talrijke opgekomen supporters van Johnny de Nul wanneer de speaker van dienst mededeelde dat de overwinnaar van de jongste Ronde van Vlaanderen de achtertube van zijn fiets langzaam zag leeglopen, Gazet v. Antw. 20/6/1977.

Hoewel de speaker onmiddellijk, met Frans chauvinisme, Jacques Esclassan tot winnaar uitriep, was niemand ervan overtuigd dat de groene trui werkelijk zijn voorwiel als eerste over de eindmeet had geduwd, Gazet v. Antw. 6/7/1977.

< >