Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

snakken

betekenis & definitie

1. (Iets, iem.) met een snelle beweging grijpen, snappen, vatten.

2. Snikken, gepaard gaand met een schokkende beweging van het lichaam; - (gewest.) ook: zieltogen; hijgen.

Moeder Neelaerts hief het hoofd op en streelde de gouden warharen van het snakkende meisje, BLOMMAERT 1945, 17.

3. Bits antwoorden, snauwen; vaak in de verb. snakken en snauwen.

Opm.: In de standaardt. zeer gewoon in de bet.: hevig verlangen (naar).

Sam.: omsnakken, met een snelle beweging omdraaien (Op dat woord snakt de veerman den kop om:

- Brug? Welke brug? STREUVELS 1964, 7).

< >