1. Heilige, vooral nog in de zegsw. niemand is sant in eigen land e.d., een profeet is in z’n eigen land niet geëerd.
2. Prentje waarop een heilige is afgebeeld, heiligenprentje; in ’t bijz.: bidprentje (ter nagedachtenis van een overledene).
De witte muren hingen er vol santjes en heiligenprenten, rechtgelijnd zoals een kruisweg in de kerk, LEBEAU 1962, 17.
Afl.: santin (WdL), vrouwelijke heilige, inz.: prentje waarop een vrouwelijke heilige is afgebeeld.