Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

rozelaar

betekenis & definitie

Rozestruik, rozeboom. Poeders nummer zeventien heb ik tussen de rozelaars uitgestrooid.

Ik ben wel benieuwd wat er met hen gebeuren gaat, BOON 1977, 54.P. op wegen, grint, parkings, tussen rozelaars en sierstruiken, Gentenaar 13/5/1977.

Sam.: klimrozelaar (Jonge, buigzame takken kunnen worden aangeleid en vastgemaakt aan de muur als deze van een klimrozelaar, Vrouw en Wereld juli/aug. 1976, p. 25).

< >