Bijna, vrijwel, nagenoeg, haast; dat is quasi ónmogelijk, quasi niet te geloven, quasi zeker; - met de waarde van een bnw. in verb. met znw.: bijna volkomen: quasi-zekerheid, bijna volkomen, volstrekte zekerheid (vgl. fr. quasi-certitude).
Een aanvaring in de mist leidde dinsdagavond te Antwerpen tot een grote speuraktie en tot de kwasizekerheid dat vier opvarenden van dat binnenschip ... om het leven kwamen, Gazet v. Antw. 22/12/1977.
Opm.: In de standaardt. in de bet.: zogenaamd, als het ware, schijnbaar.